Toespraak burgemeester A.W. Kolff Officiële samenkomst 'Onthulling Moluks herinneringsmonument' 26 mei 2023

Wij hebben jou niet van die kar geduwd, Samuel.

Jij bent zelf aan de zijkant gaan hangen

en toen viel jij onder het achterwiel.

Mee proberen te liften op die volle boerenkar

bleef niet zonder gevolgen. Toen je kermend thuiskwam

heeft je vader je geslagen,

omdat jij op die kar klom en een jonge Ambonees

zich netjes moest gedragen in het gastland Holland;

wat moesten de blanke gastheren van jullie denken,

wilde jij dan altijd in kamp Conrad blijven?

 

De vrouwen en de meisjes in gebloemde sarongs

zongen als engelen om jouw met bloemen overstelpte kist.

Hoorde jij hen? Wij stonden buiten het hek,

tegen de ruggen kijkend, versteld te luisteren.

Het was nog doodstil toen de klokken gingen luiden.

 

Het gedicht dat u zojuist hoorde is van Koos Geerds. Hij schreef het in 2010. Heel veel jaar na 1951 …

Het kamp Conrad, waar in het gedicht over gesproken wordt, stond een eind buiten de bebouwde kom van Staphorst, vlak achter de oude Rijksweg.

Het kamp bestond uit vier woonbarakken, elk met acht kamers met zes slaapplaatsen, een barak met daarin de beheerderswoning, kantoor en keuken.

Verder een kantine, enkele toiletten, een magazijn en waslokalen. Het was een Joods werkkamp tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Na de oorlog werden in hetzelfde kamp NSB'ers gehuisvest. Zij hielpen de Duitsers bij het oppakken van joden en werden daarvoor rijkelijk beloond.

Maar ze werden door veel Nederlanders gezien als landverraders.

Daarna werd het in 1951 een 'Thuis, ver weg van huis' voor vele Molukkers die naar Nederland kwamen.

De laatste bewoner, de heer Nahumury vertrok op 28 juli 1966, nadat een half jaar daarvoor het kamp als onbewoonbaar was verklaard.

De laatste barak van kamp Conrad is in 2007 afgebroken, na nog een lange tijd in gebruik te zijn geweest als kerk van Staphorst.

Dit wetende, maakt me nederig. Het leert me de geschiedenis van Nederland. Soms mooi, soms niet.

 

Dames en heren,

 

Fijn dat we hier vandaag bij elkaar kunnen zijn.

Op woensdagavond 21 maart 1951, dit jaar dus 72 jaar geleden, meert een enorm schip genaamd De Kota Inten af aan de Lloydpier in de Rotterdamse haven.

Aan boord van het schip zijn ongeveer 900 Molukkers.

In totaal reizen in de eerste helft van 1951 ongeveer 12.500 Molukkers (toen nog Ambonezen genoemd) met twaalf grote scheepstransporten vanuit Java naar Nederland.

Hun komst markeert het begin van de Molukse gemeenschap in Nederland. Het zijn vooral militairen van het voormalige Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) met hun gezinnen.

Hoewel zij en hun meereizende gezinsleden er van uitgaan dat hun verblijf in Nederland tijdelijk zou zijn, zijn ze nooit teruggekeerd.

Het gedwongen vertrek is nog steeds voelbaar. Ook bij de vierde en vijfde generatie, waar we inmiddels al mee te maken hebben. Die voelen ook de pijn nog steeds.

Die pijn is doorgegeven. Van generatie op generatie.

 

Dames en heren,

 

We zijn vandaag bij elkaar om een monument te onthullen. Om een plek te creëren waar de Molukse gemeenschap van Dordrecht bij elkaar kan komen. Om stil te staan bij hun geschiedenis en het leed dat hen is aangedaan.

We zijn stichting Masohi dankbaar voor het werk dat zij hebben verricht dat heeft geleidt tot de realisatie van dit monument. Laten we blijven herdenken.

Ik dank u voor uw komst en uw aandacht.